top of page

EWA reageert op consultatie SDE++ 2026: Pleidooi voor eerlijke waardering van energie uit water

Bijgewerkt op: 22 mei

Door Maarten Berkhout (SeaQurrent) en Peter Scheijgrond (Bluespring)


Het ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG) heeft het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) gevraagd om advies uit te brengen over de SDE++-regeling voor 2026. In dat kader heeft het PBL een wijzigingsnotitie gepubliceerd en betrokken partijen uitgenodigd om hierop te reageren. Parallel daaraan loopt ook de consultatie voor de SCE-regeling (subsidieregeling coöperatieve energieopwekking), gericht op kleinere lokale energie-initiatieven.

De SDE++-regeling (en haar voorgangers) heeft de energietransitie in Nederland krachtig ondersteund en is inmiddels verbreed naar een scala aan CO₂-reducerende technologieën. Deze verbreding vraagt om een zorgvuldige en toekomstbestendige positionering van de verschillende technologieën, zodat publieke middelen terechtkomen bij oplossingen die écht bijdragen aan de energietransitie.




Namens het bestuur van de Dutch Energy from Water Association (EWA) delen wij hierbij de kernpunten uit onze reactie op de consultatie.


1. CO₂-reductie van energie uit water wordt onderschat

In de wijzigingsnotitie wordt gerekend met een CO₂-reductie van slechts 0,13 kg per opgewekte kWh duurzame elektriciteit uit water. Deze lage waarde leidt tot een beperkte ‘onrendabele top’ (ORT) en daarmee tot onvoldoende financiële ondersteuning via de SDE++. Dat vinden wij niet terecht.


Onze argumentatie omvat o.a.:

  • Energie uit water (zoals getijdenenergie en osmose) produceert juist op momenten dat zon en wind dat niet doen. Dit draagt bij aan het realiseren van 100% duurzame energie, 100% van de tijd.

  • Deze technologieën verlichten de druk op het overvolle elektriciteitsnet en maken kabeldeling (cable-pooling) mogelijk.

  • Het KEV-model, waarop de CO₂-reductie is gebaseerd, is niet transparant en gaat uit van ambitieuze aannames, zoals 40 GW wind op zee in 2040. Gezien de huidige marktsignalen is dat verre van zeker.

  • Andere sectoren die moeten elektrificeren (zoals gebouwen, transport en landbouw) zullen in de toekomst juist meer behoefte hebben aan betrouwbare, duurzame elektriciteit.


👉 Wij pleiten dan ook voor een herziening van de gehanteerde emissiefactor, zodat technologieën die leveren tijdens momenten van schaarste eerlijker gewaardeerd worden.


2. Geen gelijk speelveld tussen technologieën

De verbreding van de SDE++ betekent dat ook technologieën zoals CCS (Carbon Capture and Storage) worden gesteund. Een gascentrale met CCS bespaart ca. 0,35 kg CO₂/kWh, en ontvangt daarmee bijna drie keer zoveel subsidie als een EuW-project. Dat wringt.

Ook waterstofproductie via elektrolyse krijgt een veel hogere CO₂-besparing toegeschreven (0,458 kg CO₂/kWh) dan directe opwekking uit water (0,13 kg). Dit leidt tot een vertekend beeld en bevoordeelt indirecte routes boven directe duurzame elektriciteitsopwekking.


👉 Wij vragen om een herziening van de berekeningsmethodiek, zodat technologieën op eerlijke wijze met elkaar vergeleken worden.


3. Hogere subsidie-intensiteit voor betrouwbare bronnen nodig

De SDE++ hanteert momenteel twee subsidie-intensiteiten: €300 of €400 per vermeden ton CO₂. De hogere categorie is voorbehouden aan o.a. warmtetoepassingen en de productie van duurzame moleculen.

Juist in de winter, wanneer de warmtevraag piekt en zon en wind minder betrouwbaar zijn, is er behoefte aan stabiele elektriciteitsbronnen. Energie uit water is bij uitstek geschikt om hierop in te spelen: het is voorspelbaar, onafhankelijk van weer, en betrouwbaar.


👉 Wij pleiten ervoor om energie uit water toegang te geven tot de hogere subsidie-intensiteit van €400 per ton CO₂, net als andere cruciale bouwstenen van het energiesysteem.


4. Erkenning van het bredere geopolitieke belang

De Europese Renewable Energy Directive (RED) schrijft voor dat ten minste 5% van nieuwe hernieuwbare capaciteit uit innovatieve technologieën moet bestaan. De huidige positionering van waterkracht op de ‘groslijst’ lijkt hiermee in strijd en remt innovatie.

Bovendien is energie-autonomie een expliciet Europees doel, mede ingegeven door de wens om minder afhankelijk te worden van Russische energie en Chinese technologie. Energie uit water biedt hier een unieke kans: lokaal ontwikkeld, Europees geproduceerd en zonder schaarse grondstoffen.


👉 Wij roepen op tot meer erkenning van innovatieve technologieën van Nederlandse en Europese bodem.


5. Oneerlijke grenzen in SCE-regeling

Voor de SCE geldt momenteel een maximum van 150 kW voor waterkrachtprojecten, terwijl zon- en windprojecten tot 6 MW mogen aanvragen. Dit is onnodig beperkend.


👉 Wij pleiten voor gelijke grenzen voor alle technologieën binnen de SCE.


Tot slot

Wij hopen dat onze opmerkingen bijdragen aan een meer evenwichtige en effectieve inrichting van de SDE++ en SCE voor 2026 — waarin innovatieve, betrouwbare en lokaal ontwikkelde technologieën zoals energie uit water de waardering en ondersteuning krijgen die ze verdienen.


Met vriendelijke groet,


Namens het bestuur van de Dutch Energy from Water Association (EWA)


Maarten Berkhout (SeaQurrent) & Peter Scheijgrond (Bluespring)

 
 
 

Comments


bottom of page